21 | Een vreemdeling zul je niet verdrukken 1)
je zult hem niet kwellen want vreemdelingen zijn jullie geweest in het land Egypte. |
22 | Geen enkele weduwe of wees zul je onderdrukken.
|
23 | Als je die toch onderdrukt
en als die het uitschreeuwt tot mij dan zal ik werkelijk gehoor geven aan hun 2) geschreeuw |
24 | en mijn toorn zal ontbranden
en ik zal jullie ombrengen met het zwaard. Dan zijn jullie vrouwen weduwen en jullie kinderen wezen! |
25 | Als jullie geld uitlenen aan [mensen van] mijn volk
aan de ellendige naast jullie dan mag je tegenover hen niet als schuldeiser optreden je mag hem geen rente opleggen. |
26 | Als je de mantel van je naaste als pand meent te moeten nemen
dan moet je die voor zonsondergang bij hem terug bezorgen. |
27 | Die is immers zijn enige dek
- zijn mantel voor zijn huid - Waarin moet hij zich anders te slapen leggen? Zeker, als hij tot mij schreeuwt zal ik hem gehoor geven want ík ben genadig. |
31 | Heilige mensen zullen jullie voor mij zijn. 3)
Vlees op het veld, van een verscheurd dier, zullen jullie niet eten, voor de honden 4) zullen jullie het gooien |
1 | 21-27 vertaling door Karel Deurloo |
2 | Suffix masc. sing.: de weduwe of de wees; vandaar 'hun'. |
3 | vertaling door Joep Dubbink |
4 | Hebr. sing., collectief opgevat. |